Geen "Foei", wel begrenzen
Bijgewerkt op: 7 sep.
Vijfentwintig jaar geleden – ik was toen vijftien – kreeg ik mijn eerste hond, een Yorkshire Terriër. Op de hondenschool waar ik met hem naartoe ging, werd net als op andere hondenscholen in die tijd getraind met belonen en bestraffen. De hond werd beloond met “Goed zo”, een voerbeloning, een aai of een speeltje als hij iets goed had gedaan en hij werd bestraft met een op boze toon hard uitgesproken “Nee” of “Foei” of een ruk aan de slipketting als de eigenaar vond dat hij iets fout deed of als hij een commando niet opvolgde.
Toen ik mijn ex-zwerfhond Red kreeg, wist ik dat het opvoeden met belonen én straffen anders moest. Tijdens en na zijn roerige bestaan als zwerf- en asielhond was hij kwetsbaar. Ik wil(de) hem een veilige omgeving bieden en daar hoort straf niet in thuis. Ik zal uitleggen waarom.
Waarom je geen “Foei” moet zeggen
Door te corrigeren met woorden als “Foei!” en “Nee!” laat je je hond schrikken. Waarschijnlijk stopt je hond met het gedrag dat jij niet wilt. Het werkt, dus dan is het toch goed? Nee, niet echt, want er kleven ook belangrijke nadelen aan verbale straf.
1. Het kan voor je hond onduidelijk zijn waarvoor je hem corrigeert. Stel je voor: je hond pakt iets lekkers van tafel en loopt weg. Misschien zie je pas dat hij iets lekkers van de tafel heeft gepakt als hij ermee wegloopt. Eigenlijk ben je dan al te laat met je verbale correctie. Zeg je bij het weglopen met verheven stem “Foei!”, dan zou je hond kunnen denken dat je hem corrigeert voor het weglopen, omdat hij van het vloerkleed afloopt of omdat hij bijvoorbeeld gaat liggen om het lekkers op te eten.
2. Verbale correctie is ook niet gewenst omdat je hond door de correctie schrikt en bang kan zijn. Als je hond regelmatig angstig is, kan dat leiden tot ander ongewenst (soms agressief) gedrag en een verslechterde band met jou, die niet meer op vertrouwen is gebaseerd.
3. Verbale correcties en lichamelijke straf zoals op harde toon "Foei!" zeggen (met schrik/intimidatie als gevolg) en rukken aan de lijn leidt op lange termijn tot pessimisme bij je hond. Honden die zonder straf (beloningsgericht) worden opgevoed staan optimistischer in het leven.
4. De vierde reden waarom verbale correctie niet goed is, heeft te maken met stress. Stel je voor dat je hond erg druk in huis is en een vaas omstoot. Je hond is mogelijk zo druk omdat hij last heeft van stress. Het is dan van belang om zijn stress te verminderen. Door hem te laten schrikken met verbale straf, wordt zijn stress juist groter. Hoewel je hond van schrik misschien (even) stopt met het rennen, is er een probleem bij gecreëerd.
Lichamelijke straf
Bij lichamelijke straf kun je denken aan slaan, maar ook aan een tikje, een knietje bij opspringen, een ruk aan een slipketting, prikband (verboden sinds 1 juli 2018) en het gebruik van een stroomband (verboden vanaf 1 juli 2020). Deze straffen zijn niet alleen gebaseerd op schrik, maar ook op pijn. Mits de timing goed is, zal de hond bij lichamelijke straf stoppen met het voor jou ongewenste gedrag. De effecten zijn hetzelfde als bij verbale straf en de kans dat de angst tot agressie leidt is reëel. Daarnaast zal je tikje, knietje, ruk aan de slipketting of de stroomstoot steeds harder moeten zijn om je hond later ook te laten stoppen met zijn gedrag. Denk op een rustig moment eens na of je je gezinslid wel echt pijn wilt doen.
Conclusie
We kunnen op basis van het voorgaande concluderen dat verbale en lichamelijke straf goed kan werken om je hond op dat moment met het voor jou ongewenste gedrag te laten stoppen, maar dat je er tegelijkertijd hetzelfde probleem groter mee kunt maken en er andere (grotere) problemen mee kunt veroorzaken. Angst kan leiden tot agressie en ander onwenselijk gedrag.
Hopelijk ben je ervan overtuigd geraakt dat straf niet thuishoort in de opvoeding van de hond. Liefst nooit en zeker niet in de eerste maanden dat je adoptiehond uit het buitenland bij je is. Dit is de fase waarin je een veilige omgeving moet creëren. Je hond staat in de “overlevingsstand” en heeft een hoog stressniveau door alle veranderingen (en wat hij daarvoor heeft meegemaakt). In die situatie heeft straf een grotere impact en staat het het opbouwen van (zelf)vertrouwen en een goede band met jou in de weg.
Wat als je hond iets doet wat je niet wilt?
Ik denk dat mensen hun hond niet alleen straffen omdat het werkt, maar ook omdat ze niet weten wat de alternatieven zijn. Voordat ik je enkele mogelijkheden geef, wil ik je vragen om altijd na te denken waarom je hond iets doet. Blaft hij naar andere honden met zijn oren naar achter, lage houding en een omhoog staande staart met korte kwispels, dan is hij bang. Je kunt dan beter in eerste instantie andere honden vermijden en hulp vragen bij een hondeninstructeur of gedragstherapeut. Heeft je hond de “dolle vijf minuten” en stoot hij een vaas om, dan kun je beter iets aan zijn stress doen. Een hondeninstructeur of gedragstherapeut kan je helpen om het gedrag van je hond te interpreteren, te bepalen welke emotie eronder zit en vanuit daar een langetermijnoplossing te vinden.
Alternatieven voor correctie zijn:
1. Voorkom
2. Bied een alternatief 3. Haal je hond uit de situatie 4. Begrens zijn gedrag.
1. Springt je hond op de bank, terwijl je dat liever niet wilt, kijk dan of je dit kunt voorkomen door er iets op te leggen, zeker als je weggaat. Springt je hond in de vijver, zet dan iets om de vijver, zodat dit niet gebeurt als je niet kijkt. Als je hond dit kan blijven doen in onbewaakte ogenblikken, is het moeilijker om dit later op andere manieren te stoppen.
2. Als je hond bijvoorbeeld aan je stoelpoten knaagt en dit eigenlijk doet omdat hij een grote kauwbehoefte heeft, kun je bijvoorbeeld als alternatief een kauwbot aan hem geven, omdat hij de behoefte heeft om te kauwen.
Een ander voorbeeld: je hond springt bij thuiskomst tegen je op. Je hond is zo door het dolle heen dat de stress door zijn lijf giert. Help je hond door hem bij binnenkomst bijvoorbeeld een kauwstaaf, snuffelmat, lickimat of Kong te geven.
3. Je hond kan bepaald gedrag vertonen, omdat een situatie voor hem te moeilijk is. Hij blaft bijvoorbeeld naar een andere hond of visite, omdat hij deze hond of visite eng vindt. Haal je hond dan uit de situatie die voor hem te moeilijk is.
Het vierde alternatief waar we in dit artikel verder op ingaan, is: begrens zijn gedrag.
Begrenzen
Begrenzen betekent dat je je hond op een vriendelijke manier - zonder schrik, angst en pijn – laat stoppen met wat hij aan het doen is. Bladder (2018) beschrijft in haar boek de oefening “Doe maar niet”. In deze oefening leer je je hond om bij de cue “Doe maar niet” (of “Niet doen”) zijn beweging te stoppen. Het is heel belangrijk dat je de cue op een vriendelijke manier zegt, omdat je je hond anders toch laat schrikken en eigenlijk toch bestraft.
In de eerste fase ga je voor je hond zitten (op een stoel) en leg je een aantal keren met je rechterhand een voerbeloning in je linkerhand en zeg "Pak maar". Je hond mag de voerbeloning opeten. Daarna leg je nog een keer een voerbeloning in de linkerhand, maar zeg je voordat de hond de voerbeloning wil pakken “Doe maar niet” of “Niet doen”. Vervolgens sluit je je linkerhand, zodat je hond niet bij de voerbeloning kan. (Belangrijk is dat je eerst de cue zegt en pas daarna je hand sluit). Daarna lok je je hond met een voerbeloning in de rechterhand weg van je linkerhand. Je geeft de voerbeloning.
Na een paar keer doe je de oefening nog een aantal keren zonder weglokken. Je geeft de hond nog steeds de voerbeloning met de rechterhand als hij de linkerhand met rust laat. Wissel de open en gesloten hand met "Doe maar niet" of "Niet doen" onregelmatig af, waarbij "Pak maar" veel vaker voorkomt dan het sluiten van je hand. Houd je hand op verschillende plekken en wissel beide handen ook om.
Als je hond dit heel goed kan, laat je je linkerhand open als je “Doe maar niet” of “Niet doen” zegt. Als je hond van de voerbeloning af blijft, beloon je hem weer met een voerbeloning in je linkerhand. Daarna kun je de voerbeloningen ook op de grond leggen, in bakjes (niet in de voerbak van de hond!) en op andere creatieve plekken. Als je hond dit allemaal goed beheerst, kun je de oefening in verschillende situaties en op verschillende plekken oefenen en gaan toepassen met andere voorwerpen, zoals een klein speeltje. Uiteindelijk kun je de oefening toepassen in andere situaties als je hond moet stoppen met een beweging naar een voorwerp dat hij wil pakken of bijvoorbeeld van plan is om op de bank te springen.
In het boek “Kijk eens naar je hond” heeft gedragstherapeut Monique Bladder de oefening in vier fasen uitgewerkt. Graag verwijs ik je naar deze oefening en de rest van het leerzame boek.
En is het nu opgelost?
Dat kan, zeker als het om kleine dingen gaat, bijvoorbeeld als je hond iets lekkers van de tafel wilt pakken. Maar - nogmaals - vraag je bij ander ongewenst gedrag altijd af waarom de hond iets doet en misschien blijft doen. Springt je hond bij thuiskomst alleen tegen je op om aandacht te krijgen of heeft hij er eigenlijk moeite mee om alleen gelaten te worden? Welke emotie zit er achter het gedrag waarvoor je hem begrensd? Is dat bijvoorbeeld frustratie, angst, moeite met alleen zijn, behoefte aan spel, pijn of een overlopende stressemmer?
De werkelijke oplossing voor ongewenst gedrag begint bij het begrijpen waarom je hond iets doet. Daarvoor heb ik een gratis cursus ontwikkeld. Schrijf je in en je kunt meteen aan de slag.

Referentie
Bladder, M. (2018). Kijk eens naar je hond. Aan de slag met zijn gedrag. Deventer: Edicola.
Dit artikel is geschreven door Michel Berendsen van de Zwerfhondenschool. Overname is zonder toestemming niet toegestaan. Delen van deze link via social media wordt op prijs gesteld.